Sal Meijer (1877-1965)

Sal Meijer, telg uit een joodse diamantbewerkersfamilie, werd in 1877 geboren in de joodse buurt van Amsterdam. Deze Sally, of Salomon, groeide op toen de welvarende periode van de diamantindustrie goed en wel voorbij was. Op dertienjarige leeftijd zat er voor Sal dan ook niets anders op te gaan werken en zijn familie bij te staan in hun financiële misère. Hij volgde zijn vader en moeder in hun beroep en werd diamantversteller, het hulpje van de diamantslijper. Daarnaast had hij enkele andere bijbaantjes om de tekenlessen, die hij vanaf 1898 volgde, te kunnen bekostigen. De wereld van de diamanten bood geen soelaas. Vlagen van werkeloosheid enerzijds en een ontembare dwang tot tekenen anderzijds, zorgden ervoor dat Sal zich meer en meer toelegde op deze kunstvorm. Vanaf 1914 bekwaamde hij zich verder in de schilderkunst, waarmee hij zich voor de rest van zijn leven zal bezighouden.

‘Schilderstukjes’
Hij verruilde zijn leven van diamantbewerker voor dat van de kunstenaar, maar volgens uitspraken van Meijer zelf, uitte hij zich in zijn schilderijen eerder als vakman dan als kunstschilder. Hij was niet royaal met felle kleuren, was geen uitvinder van wilde theorieën of artistieke hoogstandjes en gebruikte geen buitenissige technieken. Sal deed eigenlijk niets anders dan het vastleggen van het gewone, zichtbare leven op een simpele, heldere manier. Hij noemde zijn schilderijen dan ook geen kunstwerken maar ‘schilderstukjes’ en als men het over zijn kunst had, betitelde hij het als ‘kunde’.

Erkenning.
Misschien was het deze bescheiden houding die ervoor zorgde dat Sal Meijer nauwelijks aansluiting vond bij de groten van zijn tijd. Waardering en erkenning voor zijn werk hebben lang op zich laten wachten. De malaise uit het begin van deze eeuw, zette zich door de matige verkoop van zijn werken tijdens zijn leven voort. Hij heeft steeds bijbaantjes nodig gehad om rond te kunnen komen. In 1957 vond er echter een kentering plaats. Onder het kopje ‘Onze grootste moderne primitief – Schilder van betekenis’ publiceerde Kasper Niehuis een artikel over de schilder. Een citaat uit dit artikel “Sal Meijer: Raphaël der katten’ is later gebruikt als titel voor een boekje over Sal als kattenschilder.” Na zijn dood in 1965 werden zijn werken verzameld voor een expositie in Galerie Mokum. Alleen al op de avond van de opening werd meer dan de helft van zijn werk verkocht. Deze liefde voor Meijers doeken bleek geen eendagsvlieg…

Huis- tuin en keukenkat.
In tegenstelling tot de poezenschilders van de 19e eeuw, zet Meijer zijn katten neer zonder enige wollige snoezigheid. Bijna al Meijers katten zijn frontaal, centraal en zonder speeltjes of soortgenoten afgebeeld. Ze kijken ons heel direct en doordringend aan. Ze zijn aanwezig, geportretteerd als individuen, als wezens die er geen doekjes omheen willen winden. Het herkenbare van Sals katten ligt hem in het idee dat je ze al eerder ergens hebt gezien. Kijk in de ogen van een Meijerkat en ontdek die ene van de buren of die van verderop in de straat.

Naïef.
De simpelheid waarvan Sal Meijers werken getuigen, is lange tijd uitgelegd als een gebrek aan artistiek lef. Toen de schilder het stempel ‘naïef’ opgelegd kreeg en hij ineens vergeleken werd met de Franse naïef Henri Rousseau, groeide de waardering voor zijn werk. Men ontdekte de aantrekkingskracht van zijn werk, die niet alleen ligt in de primitieve wijze van schilderen, maar ook in de realistische setting voor zijn onderwerpen. De alledaagsheid in het werk brengt de rake sfeer van een huiselijke wereld met zich mee. De naïef Meijer heeft zich niet geroepen gevoeld om zijn omgeving mooier te maken, hij gaf de typische stilte van de gewone, vredige momenten van de dag weer: het is zo als het is en anders niet.